copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







donderdag 11 maart 2010

Van demonen bevrijd

Ze zat in het restaurant tegenover me en ik zag dat ze af en toe onhandig met een zakdoekje haar ogen afdroogde. “Zou ze huilen?”, vroeg ik me af en terwijl ze aan haar koffie nipte keek ze me aan. Ze huilde inderdaad en ze zag dat ik haar kant op keek. Ze schrok een beetje en ik zag dat ze wat tegen me ging zeggen.  “Sorry ik kan er ook niks aan doen”, zei ze schuldig. “Het geeft niet hoor”probeerde ik te sussen. “Huilen is menselijk”. “Maar niet in een restaurant”, antwoordde ze, terwijl ze opnieuw met het papieren zakdoekje langs haar ogen wreef. “Het is ook verschrikkelijk wat er gebeurd is” vervolgde ze en ze nam de laatste slok van haar witte kopje koffie en zette het kopje behoedzaam op het schoteltje voor haar neer. Ze keer even in het rond alsof ze over een belangrijke gedachte een beslissing nemen. Toen hervatte ze het gesprek. “Het is mijn man waar het goed mis mee is” en ik zak dat er opnieuw tranen in haar ogen opkwamen. Ik verwisselde van stoel zodat ik dichter bij haar zat en draaide mijn stoel zo dat ik haar goed kon aankijken. “Wilt u nog een kopje koffie”, vroeg ik aarzelend terwijl ik mijn hand op haar arm legde. “Nee dank u”antwoordde ze, “dat zou niet goed voor mijn maag zijn”. “Weet u”, vervolgde ze, “wij zijn heel erg gelovig, heel erg gelovig.” Vanwege die dubbele benadrukking ging ik ervan uit dat ze ook heel erg gelovig moest zijn. Ze keek me weer recht in de ogen. Ik zag een lieve, hele gewone vrouw met een vriendelijk gezicht. Haar strakke lippen waren stijf opeengeklemd en haar handen beefden een beetje. “Ik heb mijn man bijna veertig jaar geleden ontmoet”, ging ze verder. “Het is een heel lieve man. Hij is altijd goed voor me geweest. Toen al hoorde hij stemmen, maar ja, wat wil je, hij was jong, dus hij kon er gewoon geen aandacht aan schenken. We zijn er toen ook wel mee naar een psycholoog geweest, maar die zei toen dat we ons geen zorgen hoefden te maken. We hebben samen een fijn leven gehad. Daar dank ik God voor. Alleen de laatste jaren nemen de stemmen in zijn hoofd toe en krijgt hij er last van. Heel erg veel last. Hij slaapt er niet van en terwijl ze vroeger gewone dingen tegen hem zeiden, vloeken en tieren ze de laatste jaren”. Daarom zijn we weer naar een psychiater gegaan waar hij medicijnen kreeg. Maar toen hij die medicijnen innam wat hij Frits niet meer. Hij werd er leeg en uitgeblust van. Hij leefde niet meer. Hij is er dus maar mee gestopt. Ik heb liever een man dan een levenloze dooie pop in de huiskamer zitten toch?”. Ze keek me vragend aan en ik beaamde haar laatste uitspraak. “Maar”, vervolgde ze haar verhaal, “toen kwam er iemand bij ons in de kerk preken. Het ging over demonen en dat je daardoor bezeten kon worden. Die demonen maken dan ook de stemmen die je in je hoofd hoort. Die mevrouw vertelde dat je daarvan bevrijd kon worden. Zij was van het bevrijdingspastoraat. Je hoefde alleen op een speciale manier je leven en je zonden bij Jezus neer te leggen en hem te vragen je te bevrijden. Dan zou alles over gaan. Nou dat hebben we dus maar gedaan. Mijn man was blij dat het zo kon. Niet slapen is toch ook niet alles.


Ze stopte even. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om haar een drankje aan te bieden. “Een kopje thee dan maar”, zei ze bescheiden. Ik wenkte de ober en bestelde een thee en een tonic.

“Maar hoe is het nu dan”, vroeg ik geïnteresseerd. “Nou”, zei ze, “hij is dus met die mevrouw in zee gegaan. Eerst praten over demonen en dan een bevrijdingsgebed bidden en Jezus vragen om je te helpen. Dat hebben ze een paar keer gedaan, maar het hielp niets. De stemmen bleven. En na een maand of twee begon die mevrouw kriegelig te worden. Ze zei dat hij niet echt meewerkte. Dat zijn geloof in de Heere Jezus onvoldoende was en dat het zo dus nooit zou lukken. Ik was daar niet bij. Anders had ik haar laten weten wat ik van haar vond. Nu kreeg ik een man terug die gebroken was. Zijn geloof is heel zijn leven alles voor hem geweest en zij heeft hem aan het twijfelen gebracht. Zij heeft hem de gedachte gegeven dat hij zijn hele leven heeft zitten liegen en dat Jezus zich van hem zou hebben afgewend. Hij was er kapot van. Die nacht heeft hij helemaal niet meer geslapen en de volgende nachten ook niet. Het ging steeds slechter. De stemmen werden harder en harder en op een gegeven moment zat ie alleen maar te huilen. Toen ben ik met hem naar de psychiater gegaan en hij heeft medicijnen gekregen. Maar ook dat hielp niet en het ging steeds slechter en slechter met hem. Hij wilde zelfs niet meer naar de kerk. Op een dag brak hij. Heeft u wel eens een man zien breken meneer. Ze stopte om even te slikken en nam een flinke slok van de thee die voor haar neer was gezet. “Nee zei ik”, dat heb ik nooit gezien.

“Weet u wat die mevrouw gedaan heeft”, zei ze vinnig. “Zij heeft zijn geloof en zijn leven van hem afgenomen. Zij heeft hem laten geloven dat de duivel in hem zit. In mijn man. Mijn lieve man. Mijn zachte man die nog nooit een vlieg kwaad heeft gedaan. En nu zit hij voorlopig in een tehuis waar hij therapie krijgt en het gaat heel erg slecht met hem. Weet u meneer. Die mevrouw, die bevrijdingspastores, of hoe je het ook noemt. Die is door de duivel bezeten”. Ik zuchtte en zei: “ik denk dat u gelijk heeft mevrouw”. Toen stond ze op en gaf me een hand. “dank u dat u naar me heeft willen luisteren meneer en dank u voor de thee” zei ze en er verscheen een kleine glimlach op haar samengeperste glimlach. Ze draaide zich daarna om en liep het restaurant uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten