copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







maandag 15 maart 2010

De nieuwe aarde

De bel ging. Ik liep naar de voordeur en zag door het matglas 3 personen staan. Twee in donkere kleding, die wat achteraf stonden en een kleiner figuur, gekleed in bruine kleding voorop. Ik opende de deur. Vlak voor me stond een kleine oude man. Ik schatte hem minstens 65 jaar. Zijn gezicht was ruw en verweerd en zijn dunne loodgrijze haar zat door de war. Achter hem, op een eerbiedwaardige afstand stonden twee heren met een streng gezicht te kijken. “Ik breng u goed nieuws”, hakkelde de kleine oude man. “Het gaat over de nieuwe wereld en dat die komen gaat”. Toen zweeg hij en keek hij, zo leek het, hoopvol afwachtend naar mijn gezicht, alsof hij een directe reactie op prijs zou stellen. Ik zag het bundeltje wachttorens in zijn hand en omdat hij wel aardig oogde zei ik: “Interessant”. Hij veerde direct een beetje op. “Ik ken daar wel meer van vertellen?”vroeg hij voorzichtig met een lichte blije toon in zijn stem. “Nou doe maar”, zei ik zo kordaat mogelijk overkomend. Hakkelend begon hij te praten over de bijbel en het nieuwe beloofde land dat zou komen. Tijdens zijn hakkelende verhaal draaiden de beide zwarte figuren zich om en liepen naar de volgende deur. Ik zag dat de kleine oude man ze al hakkelend vanuit zijn ooghoeken volgde. Ik onderbrak hem en vroeg: “wilt u koffie”. Hij wilde koffie en liep met me mee naar binnen. Ik bood hem de bank aan, schonk een kop koffie in en ging tegenover hem zitten. Ik zag dat zijn gezicht niet meer zo gespannen was en hij nam een nipje van de koffie. Na het nipje zette hij zijn mok koffie neer. “Zo”, zei hij ineens, “nu ken ik tenminste echt vertellen hoe de nieuwe wereld is. Als die anderen erbij zijn moet het precies zoals zij het willen en dan moet ik heel veel moeilijke woorden zeggen, waar ik niets van begrijp”. Hij zakte langzaam achteruit op de zachte bank, genoot van een slok koffie en strekte zijn benen. “Weet u”, zei hij terwijl hij zijn ogen tot spleetjes samenkneep. “Weet u”, herhaalde hij. “De nieuwe aarde is heel erg mooi en wij mensen hebben dan nooit meer mot met elkaar. Er is altijd vrede. Zelfs de dieren eten mekaar niet meer op en wij zullen ook geen dieren meer eten”. Hij stopte met praten en keek mij aan, alsof hij wachtte op een reactie. Ik besloot een korte reactie te geven. “Zo zeg”, zei ik, “dat moet een mooie wereld zijn”. Zijn ogen begonnen te fonkelen en hij vervolgde: “Ja best wel en dat komt door God he”. Hij wreef daarbij in zijn handen. “Nooit meer verdriet en ellende”ging hij door, “enneh, dan heb ik mijn vrouw weer en die gaat nooit meer dood. Dat is prachtig. Ik heb toen ze doodging heel erg gehuild en ik mis haar verschrikkelijk”.Hij stopte even, maar ging snel enthousiast verder: “Maarreh, dat is nog niet alles hoor”, zei hij indringend en hij richtte zich op, boog voorover en keek mij recht in mijn ogen. “Weet u”, en hij bleef me strak aankijken, “dan is er ook geen honger meer op de wereld. Mensen delen alles. Er zijn geen armen meer. Je ken alles gewoon krijgen. Hij legde zijn hand op mijn arm en ik voelde een zachte kneep. “Kijk”, zei hij resoluut. “Ikke heb een volkstuin en nu groeit daar sla in, bloemkool, aardappelen en uien. Aan de rand staan 4 kruisbessenstruiken. En als u honger heb, dan komt u gewoon langs en dan krijgt u een bloemkool of wat aardappelen, helemaal gratis voor niets”. Hij liet mijn arm los en zakte weer achterover tegen de leuning van de bank en hij vervolgde, terwijl hij met zijn wijsvinger naar mij wees, “Je hoeft er noppes voor te betalen. Zo gaat het in nieuwe wereld, alles is gratis en voor niets. En zo helpen wij mensen elkaar. Mooi he”. Toen bleef hij stil en ik begreep dat het verhaal klaar was. “fantastisch” reageerde ik. Ik meende dit. Ik kon me die nieuwe wereld van deze man goed voorstellen. Begreep hem ook volkomen. Zo’n nieuwe wereld als hij zich voorstelde, mocht er van mij komen. Jammer genoeg kwam toen het zakelijke gedeelte van het gesprek. Ik kocht een wachttoren en gaf hem een tientje. “We hadden een goed praatje meneer”, zei hij in het opstaan. Toen wandelde hij naar de deur. “Dag meneer”, groette hij vriendelijk, “Misschien tot een volgende keer”. Ik zag dat de twee grijze muizen op hem hadden gewacht. Ik zwaaide nog één keer en sloot mijn voordeur en dacht aan de mooie nieuwe aarde van dat mannetje. Van mij mocht die er morgen al zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten