copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







dinsdag 2 maart 2010

De Weg

Hij is al een eind onderweg als hij in de verte een oude heks bij een bron ziet staan. Ze ziet er erg angstwekkend uit, maar door een vreemd verlangen gedreven loopt hij toch naar haar toe. En terwijl hij haar naderdt, verandert de oude heks in een jonge, mooie en liefelijke vrouw.
“Weet u de weg”, vraagt hij. “Ik zwerf al jaren rond zonder te weten waar ik ben”.
“Je bent hier”, antwoordde de mooie vrouw met een lief en zangerig geluid in haar stem. “Wil je een glas water uit mijn bron?”. Gretig neemt hij het glas aan. Hij is nogal dorstig van de lange reis die hij achter de rug heeft. Na twee slokken kijkt hij de mooie vrouw aan en zegt: “Dit is het heerlijkste water dat ik ooit gedronken heb. Nergens anders heb ik zulk lekker water gedronken, dit moet een heel speciale bron zijn”.
De vrouw kijkt hem dan verbaasd aan. “Welnee”, zegt ze, zulke bronnen zijn overal. Ik denk dat je nu voor het eerst echt geproefd hebt”.Hij is even in de war van dit antwoord, denkt na en vraagt dan: “Mag ik “hier alsjeblieft blijven?”.

De vrouw glimlacht, denkt even na en zegt dan op een zoete toon: “ Blijf hier. Hier is de plek die je overal en altijd met je meeneemt. Die plek kun je niet ontlopen. Hier is je bestemming”. “Dan blijf ik”, besluit hij met een kordate stem en hij begint onmiddellijk een hoge schutting om de bron heen te bouwen. “Er zouden rovers kunnen zijn, dacht hij, die het water uit deze bron willen stelen. Met het bouwen van de hoge schutting was hij heel lang en druk. Omdat hij zo druk bezig was, schonk hij geen aandacht meer aan de vrouw. Daar had hij geen tijd voor. Maar toen de schutting na hard ploeteren eindelijk klaar was, nam hij naast haar plaats en keek naar haar.hij met zijn schutting klaar was, zette hij zich voldaan naast haar neer. Toen pas keek hij weer naar de vrouw en hij schrok hevig. Hij zag dat ze weer was veranderd in een lelijke oude heks, die kwaad uit haar ogen loerde. “Dwaas”, schreeuwde ze. “Kijk eens wat je gedaan hebt. Je hebt jezelf en mij in een gevangenis opgesloten”. Hij schrok van haar boze blik en haar venijnige stem. “Maar”, opperde hij, “we hebben toch samen de bron en jij wilde zelf toch ook hier blijven?” Ze begon hatelijk om hem te lachen, greep een glas en haalde voor hem een glas water uit de bron. Het water smaakte naar modder. Omdat het hem bij die vrouw bij nader inzien toch niet zo beviel, besloot hij opnieuw de wijde wereld in te trekken. Hij sloopte de schuttingen om de bron en vertrok..

Op een dag zag hij in de verte een oude man onder een boom zitten. De oude man zag er zeer eerbiedwaardig uit. Hij wenkte naar hem en aarzelend liep hij naar de oude man toe. “Weet u de weg”, vroeg hij, “Ik ben de weg kwijtgeraakt en al jaren zwerf ik eenzaam rond zonder te weten waarheen ik moet gaan”. De oude man keek hem onderzoekend aan en antwoordde: “Van alle mensen op aarde ben ik de enige die weet waar de weg is en waarheen deze leidt”. “Maar waarom zou ik jou die weg wijzen?” “Vertel het mij” antwoordde hij, “en ik zal mijn hele leven lang met eerbied over u spreken”. “Dat is niet genoeg”, antwoordde de oude man. “Dan zal ik u dienen zolang u leeft”, smeekte hij. “Goed”, zei de oude man, “kniel voor mij neder en dien mij”. En hij knielde eerbiedig neder en diende de oude man vele, vele jaren lang. Maar de oude man wees hem de weg niet. Als hij ernaar vroeg zei de oude man: “Je bent het nog niet waard, je moet mij nog langer dienen”. Op een kwade dag stierf de oude man, zonder hem de weg te hebben gewezen. Daarom trok hij opnieuw de wijde wereld in.

Op een avond kwam hij in een herberg. Aan een tafel zaten enige mannen met elkaar te fluisteren. Hij zette zich vlakbij hen neer, zodat hij kon horen waar ze het over hadden. Ze hadden het over het land Daar. “Het is onrechtvaardig”, zo zeiden zei tegen elkaar, “dat er in het land Daar geluk heerst, terwijl wij hier allemaal ongelukkig zijn. Die nacht bedacht hij een plan. De andere ochtend sprak hij de mannen aan en stelde voor het land Daar met geweld te veroveren. “We moeten een menigte verzamelen”, zei hij, “zodat we sterk zijn”.
En ze verzamelden een menigte en ze waren sterk. Toch bleek het niet zo eenvoudig het land Daar te veroveren. Pas na enige jaren strijd, wonnen ze en hij werd koning van het land Daar. Maar gezeten op zijn troon, zag hij om zich heen alleen maar platgebrande steden en vertrapte akkers. Iedereen was in de rouw, want iedereen had wel een man, vrouw of vriend verloren. “We hebben het verkeerde land veroverd”, bedacht hij, “want niemand is in dit land gelukkig”. En ’s-nachts sloop hij tussen de wachtposten door weg, opnieuw de wijde wereld in.

Onder een boom zit een oude man. Om hem heen luisteren jonge mannen aandachtig naar de verhalen die hij vertelt. En hij vertelt: “Eens, werd ik door een vrouw naar een bron van modder geleid. Nu weet ik dat men nooit een vrouw naar de weg moet vragen”. En hij vertelt: “Eens wees een oude man mij de weg en hij toonde mij waarheen deze leidt. Die oude man is echter reeds lang gestorven en nu ben ik de enige mens op aarde die weet waar de weg is”.
En hij vertelt: “De weg leidt naar het land Daar, waar opperste gelukzaligheid heerst, eens was ik daar koning”. “Waarom bent u dan niet in het land Daar gebleven?”, vraagt een van de jonge mannen hem. En hij zegt: “Ik ben teruggekeerd naar hier, naar jullie, om jullie de weg te wijzen. “Vertel ons dan de weg naar het land Daar”, vragen de jonge mannen, “dan zullen we ons leven lang met eerbied over u spreken”. “Dat is niet genoeg”, antwoordde de oude man. “Wij zullen u al onze bezittingen geven”, smeken de jonge mannen. “Dat is niet genoeg”, antwoordde de oude man. “We zullen u dienen, zolang u leeft!!”

Goed zegt hij, kniel HIER

1 opmerking:

  1. Hij heeft zelf dus nog steeds niet de echte weg gevonden.

    Schrijf je niet meer ?

    BeantwoordenVerwijderen