copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







vrijdag 19 maart 2010

De man in de trein.. 1981 - 1991

Lang geleden ontmoette ik hem. Hij zat tegenover me in de trein naar Roermond een plaats waar ik regelmatig naar toe ging. Hij, is een nogal gezette heer, gekleed in een keurig donker pak waar hij een glimmende zwarte hoed bij droeg. Die hoed droeg hij in de trein ook terwijl het een warme zonnige dag was. Zijn gezicht was rood, alsof het opgeblazen was. Hele kleine zweetdruppeltjes parelden op zijn voorhoofd. Ik kon me dat voorstellen. Zon pak aan en dan een hoed op, bij een buitentemperatuur van meer dan 28 graden. Af en toe nam hij een witte zakdoek uit zijn binnenzak en wiste de zweetdruppels van zijn voorhoofd. Dat hielp maar even, want even later, parelden er weer duizenden nieuwe op zijn rode gezicht. Als hij de grote witte zakdoek over zijn gezicht haalde, pufte hij daar heel diep bij.  Hij las de “Readers Digest”, in het Nederlands. . Zo tegenover hem zittend, kon ik hem goed gadeslaan. Hij leek mij een nogal nerveus type, omdat zijn bewegingen houterig en abrupt waren. Zo sloeg hij ook de bladzijdes, van het kleine tijdschriftje om. Hij bracht daarbij zijn elleboog naar omhoog, om met een houterige zwaai van de arm, zijn hand over de gelezen pagina te trekken, waarbij het papier aan zijn vinger bleef plakken. Die houterigheid verraadde zijn spanning.

Ik had een klein half uurtje naar hem zitten kijken. Niet opvallend, maar al rondkijkend steeds weer mijn ogen voorzichtig op hem richtend, zodat het niet opviel. En terwijl ik dat deed haalde hij steeds weer opnieuw de witte zakdoek uit zijn zak, om de zweetdruppeltjes weg te vegen. Ik volgde de beweging van zijn hand naar zijn hoofd en werd ineens gevangen door zijn blik. Hij keek mij verwilderd aan. Even was er een moment van bewegingsloosheid. Even dacht ik dat hij naar mij zou uitvallen, omdat ik hem zo bekeek. Maar dat was niet het geval. Toen ik zag aan zijn blik en de bewegingen van zijn mond, dat hij wat wilde zeggen. Ik schrok er een beetje van. Zijn lippen namen langzaam de vorm aan van beginnende woorden en zei hij: “Warm he?”. Het kwam eruit alsof er een lange redevoering was uitgesproken. Daarna keek hij me indringend, iets verwilderd, aan. Ik antwoordde bevestigend en maakte een grap over het warme colbert dat ie droeg en raadde hem aan zijn hoed af te doen. Ik verwees hierbij naar mijn luchtige shirt met korte mouwen en gaf aan dat ik zelfs in die kleren het behoorlijk warm vond. Hij sloeg geen acht op mijn woorden, maar ging verder: “Ik moet op bezoek in Roermond”. De woorden klonken wat gehaast en hij vervolgde:”ik ga daar een belangrijk bezoek afleggen”. Ik keek weer naar zijn donkerblauwe onberispelijke pak en vroeg of het een zakelijk bezoek was. “Nee”, zei hij scherp. “Ik ga op bezoek bij een oude schoolvriendin”. “Ik heb haar 32 jaar geleden voor het laatst gezien”, voegde hij er nadrukkelijk aan toe. Ik had het dus verkeerd ingeschat en prevelde dus maar dat zo’n bezoek erg leuk zou zijn, maar zijn gezicht vertrok tot een grimas, bij die woorden. “Nee”, zei hij zuchtend, “Of ja, het is natuurlijk wel leuk, maar dus ook weer niet”. Ik vond dat een cryptisch antwoord en ik gaf aan dat ik het niet begreep. “Dat meisje”, begon hij, “die schoolvriendin dus, kan ik de laatste jaren niet uit mijn hoofd zetten. Het is alsof ze een onderdeel van mijn gedachten is geworden. Waarschijnlijk uit wroeging, maar het is erg vervelend”. Hij leunde achterover en zijn gezicht fronste. Hij vervolgde; “Op school werd ze altijd verschrikkelijk gepest en ik, ik deed daar heftig aan mee”. Er volgde een diepe zucht en vervolgde met een verhaal waarin hij een kwetsbaar mager en slordig gekleed meisje beschreef dat door alle kinderen verschrikkelijk als vuil werd behandeld. Ook zijn rol, hij had haar zelfs een aantal malen flink getreiterd en zelfs geslagen, beschreef hij met een grote nauwkeurigheid waarbij de afschuw op zijn gezicht sterk toonde. “De laatste jaren, zei hij, “kan ik dat meisje niet uit mijn hoofd zetten. Ik heb zo’n verschrikkelijke spijt wat wij, eh ik, haar aangedaan heb en vroeg me steeds opnieuw af hoe het nu met haar zou zijn. Omdat men mij had gezegd dat ze tegenwoordig in Roermond woonde heb ik in het Roermondse telefoonboek gezocht. Ik vond twee keer dezelfde achternaam en dezelfde voorletter. Ik heb ze alle twee gebeld en de tweede die ik belde was zij. “En”vervolgde hij met een wat meer opgeluchte toon, “ze vond het leuk als ik haar eens opzocht. Straks sta ik aan haar deur. Ik ben benieuwd hoe het met haar is. “En natuurlijk”, zei hij stellig, “zal ik mijn excuses aanbieden, voor vroeger en mijn daden waarvoor ik me nu nog schaam”. En hij zuchtte daarna: “En dan”en hij draaide met zijn ogen, “ hoop ik dat ze me vergeeft”.
We waren in Roermond gekomen. Stapten beiden uit en groetten elkaar.

10 jaar later…

Pas geleden ging ik weer eens met de trein. Nu van Lelystad naar Den Haag. Eerst dwars door het mooie natuurgebied in de polder, waar je zoveel wild kunt zien als je uit het raampje kijkt. Ik zat op een lege bank, met voor me ook een lege bank en strekte me lekker uit. Bij Almere Stad stroomde de trein vol. Naast me kwam een jonge vrouw zitten en voor me nam een man plaats. We keken elkaar even aan en toen volgde een gevoel van herkenning. Hij en ik wisten direct dat we elkaar 10 jaar geleden hadden gesproken. Ik was verrast hem tegen te komen. “Ik woon nu in Almere”, begon hij het gesprek, maar mijn gedachten waren al lang bij 10 jaar geleden en de grote vraag hoe zijn verhaal zou zijn afgelopen. Voorzichtig opperde ik:”Is het toen nog gelukt daar in Roermond? “. Hij keek me aan, alsof ie verwonderd was dat ik me dat nog herinnerde. Toen kleurde zijn gezette gezicht een beetje rood, terwijl er een lach op zijn lippen verscheen. En alsof er niets gebeurd was in die 10 jaar, ging hij verder.. “Ik heb daar aan de deur gestaan, heel lang nadenkend of ik wel zou aanbellen. Maar goed, ik had de reis gewaagd dus heb ik gebeld. Zij deed open en het lachte me toe. Ze kende mijn naam nog”. De woorden kwamen op een vloeiende en lieve manier uit zijn mond. Hij vervolgde: “Bij de koffie heb ik haar het doel van mijn bezoek verteld en mijn excuses aangeboden. Zij heeft die geaccepteerd en vertelde van haar leven. Een ellendig leven. Zij trouwde met een man die haar mishandeld heeft, jaren lang. Uiteindelijk is zij het huis uit gevlucht en gescheiden. Hij stopte even.
“Fijn”, zei ik, “dat ze uw excuses aanvaarde”. Dat moet een pak van uw hart zijn geweest. Ik vond zelf dat dit een belachelijke zin was, maar ja, je moet toch wat zeggen. Hij legde zijn hand op mijn arm, boog voorover en zei bijna fluisterend: “En weet je wat er verder gebeurd is?”. Even was hij weer stil, maar net voordat ik een vraag wilde stellen zei hij: “Wij zijn getrouwd en wonen nu al iets meer dan 6 jaar in Almere en het gaat prima samen….”

Toen kwamen we in Weesp aan en hij stond op, schudde mij de hand en wenste me het beste..

Geen opmerkingen:

Een reactie posten