copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







maandag 8 maart 2010

Het onzinnige UWV

Het is vrijdag. Voor mij altijd een dag om het rustig aan te doen. Vier dagen per week hard werken en vrijdag lekker langzaam afwennen. Dan ben je klaar voor het weekeind. Maar vandaag heb ik een om 11 uur afspraak. Niet zelf gemaakt, maar gemaakt door mijn administratie. Er komt iemand van het UWV Werkbedrijf op visite. Hij, het is blijkbaar een man, wil kennismaken met mij en mijn bedrijf. Ik heb er weinig zin in. Ik ken ze, die rakkers van het arbeidsbureau of het CWI. Dat ze nu weer een andere naam hebben, zal niks uitmaken. De vorige keren kwamen er mensen die helemaal niks geen verstand hadden van bedrijfsvoering en commercie. Ze kwamen alleen kneusjes slijten, niet wetend waar ik in mijn bedrijf mee bezig ben. En als je dat laatste dan uitlegt, dan wordt er met een domme grijs gereageerd. “Leuk meneer”, zeggen de dan of “interessant”. Daarna hoor je nooit meer wat van hun. Zo’n 3 jaar geleden heb ik eens een vacature gemeld. Toen werd er blijkbaar een formulier ingevuld, althans, ik kreeg de domste vragen. Of het een vrouw mocht zijn bijvoorbeeld, of een allochtoon. Of ie oud mocht zijn. Verschrikkelijk. En toen ik vertelde wat hij moest kunnen, begrepen ze er niks van. “Welke opleiding dan meneer”, vroegen ze. “Nou, er is helemaal geen opleiding voor” zei ik dan en dan was het even stil aan de andere kant.

Maar goed, die man komt er zo aan. Ik neem me voor hem snel de deur uit te werken. Ik schenk mezelf een heerlijk kop koffie in. Vers gezet en niet uit een automaat. Nee, dat soort rotzooi wordt hier niet geschonken. Mijn mensen verdienen beter. Ik kijk naar buiten en zie dat er een opel astra de parkeerplaats oprijdt. Dat zal hem zijn. En inderdaad. Even later stapt er een fris ogende jongeman naar binnen. Hij is netjes, maar sportief gekleed. Als hij me ziet loopt ie op me af en steekt hartelijk zijn hand uit. Ik begroet hem. We drinken een kopje koffie. Tijdens het koffie drinken maakt hij me complimenten over het bedrijf. Of ik de buitenkant pas gedaan heb, vraagt hij. Dat klopt. We hebben net de voorkant opgeknapt. Scherp gezien van de jongen. Ik besluit hem het bedrijf te laten zien. Tijdens de wandeling stelt hij niet teveel vragen en ik merk dat hij er verstand van heeft. Het is leuk iemand te vertellen wat je doet, als die iemand ook nog weet waar je het over hebt. Dan komen we terug in mijn kantoor en we nemen nog een bakkie koffie.

Het is duidelijk te zien dat de man onder de indruk is van wat ik hem heb laten zien. Dan praten we over mijn personele situatie. Ik leg hem uit dat die best moeilijk is. Tenslotte heb ik een specialistisch bedrijf en is er eigenlijk geen opleiding die jongeren de juiste bagage geeft om bij mij te kunnen werken. Daarom werf ik op niveau, tenminste mbo niveau 3, en geef alle nieuwkomers een gedegen opleiding in de eerste maand dat ze voor ons werken. Vaak begin ik dan met een uitzend- of tijdelijk arbeidscontract en als ze goed zijn kunnen ze gewoon blijven. Maar ja, het reservoir jongeren droogt op. Ze zijn steeds moeilijker te vinden. Wat ik er ook voor doe. De jongeman van het UWV begrijpt me. Hij is bij meer bedrijven geweest die met hetzelfde probleem te kampen hebben. Zelfs in de economische crisis, waar we middenin zitten. Sommigen hebben dit personeelsprobleem anders opgelost en dat schijnt te werken. Hij wijd niet verder uit over die oplossingen. Ik moet ernaar vragen. Desgewenst vertelt hij me dat die “andere bedrijven” oudere werknemers werven. Das wel een andere aanpak. Het voordeel is echter dat het dan wel gaat om mensen met tenminste het kennisniveau dat wordt vereist. Ook die mensen moeten dan worden bijgeschoold. Ze willen dat graag. Die werknemers zijn trouwer dan jongeren. Ze gaan niet zo snel weg. Ik vind dat hij daar gelijk in heeft. “Ouderen”, zo zegt hij, “hebben een andere mentaliteit dan jongeren. U herkent dat vast wel”. En of ik dat herken. Ik erger me zelf wel eens aan jongelui die het leven makkelijk nemen, zich zomaar verslapen en zich dan ziek melden. Zonder een greintje verantwoordelijkheidsbesef. Nee. Mijn generatie doet dat niet. Mijn generatie is een generatie die zijn schouders eronder zet. Die doorwerkt als dat moet, zelfs nablijft om het werk af te maken. Deze jongeman heeft gelijk. Hij weet mijn generatie te waarderen. Ik moet toch eens over zijn voorstel nadenken.

Ik spreek met hem af dat ik bij de eerstvolgende vacature die openvalt zal bellen. We schudden elkaars hand en nemen afscheid. Hij gaat blijkbaar nog terug naar zijn “werkbedrijf”, voor mij zit de dag erop. Het is vrijdag. Vrijdags sluit ik de werkdag altijd af met een “lekkere blonde” in mijn stamkroeg. Ik rij er heen, zwier de deur vrolijk 0open en zet me neer achter de bar. Rinus komt direct naar me toe. Hij begrijpt me ook, want hij zet een heerlijk schuimende “blonde” voor me neer. Ik hef het glas om de vrijdag uit te proosten als ik naast me een dik rimpelig mannetje zie zitten. Hij kijkt me meewarig aan. Hij ziet er uit alsof ie 2 marathons heeft gelopen. “Man, wat kijk jij chagrijnig” zeg ik met de meest vriendelijke toon in mijn stem. Het lijkt alsof de man vergeet één keer adem te halen. Neem ook een lekker blonde, bied ik hem aan en wijs naar Rinus, de tap en de meneer. Tinus snelt zich aan het werk en binnen een paar tellen staat er een heerlijke blonde voor de neus van het mannetje. “Proost” zeg ik en ik neem een heerlijke slok. Het mannetje pakt weifelend zijn glas, maar zet hem niet aan de lippen. Dan lijkt hij zich te vermannen. “Jij zou ook niet zo gelukkig zijn als je in mijn situatie zit” , stamelt hij. Het mannetje treft het. Ik ben in een goeie bui. “Vertel”, zeg ik met een grootsgebaar en ik neem een heerlijke diepe slok van mijn “blonde”.

“Ik wordt verplicht om met pensioen te gaan” zegt het mannetje. Hij vertelt verder dat hij bijna 63 jaar is. Ik sta verbaasd. Terwijl de regering alle moeite doet om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, zegt dit mannetje dat hij met pensioen MOET terwijl hij nog lang geen 65 is. Het mannetje tovert een opengeslagen boekje uit zijn zak. “Kijk”, zegt hij, “hier staat het” en hij wijst op een passage ergens midden op de bladzijde. “Dit is onze CAO” zegt het mannetje een beetje verdrietig klinkend. “Je kunt er dus geen moer aan doen, het moet”. Ik sta paf. Welke organisatie verplicht nu ouderen om vroegtijdig met pensioen te gaan. Dat moet toch wel een asociaal bedrijf zijn. Daar moeten mensen aan het roer zitten die helemaal niets weten van o9uderen zoals dat mannetje en zoals ik. Wij, de generatie die nog van wanten weet, er zomaar uitzetten. Wat voor organisatie is dat. En de vakbonden, wat een luizenvreters om dit toe te staan. Door mijn hoofd flits nu het gesprek met die aardige jongeman van het UWV vanmiddag. Gelukkig dat er mensen zijn die weten hoeveel waard “wij ouderen”zijn. Het mannetje gaapt mij aan en slaat het rafelige boekje dat hij in zijn hand heeft dicht. Dan schrik ik. Met grote letters staat er op de kaft””COA UWV 2009 – 2010”.

Er komt een koud gevoel over me heen. Hoe bestaat het. Het UWV stuurt zijn oude werknemers de laan uit. En dan aan ons verkondigen dat het zulke goeie mensen zijn. Een grotere hypocrisie heb ik niet meegemaakt. Maandag pak ik de telefoon en bel die knaap van vanmiddag op. Hij kan wat mij betreft de pot op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten