copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







donderdag 11 maart 2010

Hoofddoekenlover

“Ga je toch stemmen”?”hoor ik een rauwe stem zeggen vlak voordat ik het stembureau inloop. Ik stop en kijk achterom. Tegen het tuinhek van het stembureau, dat doorgaans doorgaat voor een buurthuis, staat een man geleund. Hij is ongeschoren, heeft een bos lange grijze verwarde grijze haren op zijn hoofd en heeft drie honden bij zich. Twee van de drie honden lijken een aftreksel te zijn van een Jack Russel en duidelijk asbakkenrassen dus. De andere hond is een vette dikke Engelse buldog die zijn beste jaren heeft gehad. Het beest lijkt vol vetvlekken te zitten, is vet en heeft een hangbuik tot aan de grond. “Ja”, vervolgt de man, “stemmen heb geen zin. Of je nou van de hond of van de kat gebeten wordt”. Ik loop naar hem toe en besluit een grapje te maken. “Ik moet van mijn vrouw stemmen”, zeg ik, “zij is haar stemkaart kwijt en nu ga ik met de mijne op haar partij stemmen.” De man hoort mij blijkbaar niet. “Ach meneer”, zegt hij, “het Benne allemaal graaiers, een voor een”. “Hoezo?”, vraag ik, “er zullen toch ook wel goeie bij zitten”. De man bukt zich voorover en roggelt een kwak slijm op de grond. “Ik ken dat geteisem wel”antwoord hij. “Aan hun gesicht ken je zien dat ze niet zijn te vertrouwe. Jaja, ik ken ze allemaal en trouwes, je hoef ze niet eens te kenne om te weten dat het stinkt”. Een van de namaak Jackrussels begint te keffen. Om dat te stoppen geeft de man een flinke ruk aan de lijn. Het beest gaat geschrokken liggen. “Welvaart is voor de rijken meneer” gaat hij tegen mij verder. “Maar”, opper ik, “u leeft toch ook in welvarend Nederland?”. Hij slaakt een diepe zucht en er volgt weer een roggel slijm die met een luide kwak op de stoep uiteen spat. “Ach meneer, welvaart is voor mijn niet meer weggelegd”, zegt hij. “Ik ben nu vier en zestig en op de kop af zeventien jaar werkloos. Zeventien jaar meneer. En wat mot je dan. Rondkome van een uitkering, dat mot je en het maakt niemand uit of dat ken. “Das een lange tijd”, zeg ik en ik probeer enig medeleven in mijn stem te leggen. “Ach lang”, gaat hij verder. “wat is lang. Ik ben begonnen met werken toen ik veertien was. Met me klauwen, keihard werken. Dat moest wel want ik kon niet leren”. Hij is even stil. “Een vetpot is het nooit geweest meneer, maar werk heb ik altijd gehad. Straten maken, sjouwen, opperen, koerieren, schoonmaken mensenkinderen ik heb van alles schoongemaakt en verhuist. Maar ja, dan houd het op een dag op. Je sjouwt langzamer, ken minder dragen wordt wat langzamer omdat je arme en bene pijn gaan doen. En dan komt de dag dat ze je niet meer nodig hebbe. Ploeps en legt op straat. Jahaha, ploeps en meer is het niet maar het doet wel pijn. Niemand die denkt an jou of aan je vrouw en kinderen. Huppakee de ww in en daarna een uitkering. “Maar”, stribbel ik tegen, “dan had het arbeidsbureau of de sociale dienst u toch kunnen helpen?”. Hij kijkt me strak aan, zijn ogen beginnen te fonkelen. “Arbeidsbureau?”, roept hij vragend, “Man je weet nie waar je over praat”. Ik ging er elke dag naar toe, maar werk, nee hoor. Ik kon mijn jeweetwel likken maar ze deejen niks, helemaal noppes. Ja, toen ik al vier jaar werkloos was, begonne ze aan me te trekke. Ik moest geregegreert worden zeiden ze. Ik heb daaraan meegedaan. Dan ga je eerst prate, wat niet helpt en dan krijg je een opleiding die niet helpt. Ik kon vroeger al niet lere dus toen ook niet. En dan riepen ze, u heb een baangarantie. Nou ik heb twaalf keer geregreert, maar een baan is er nooit uit komme rollen. Dus meneertje, vertel mij wat. “Ik ga u niks vertellen” , zeg ik, “ik ga nu stemmen” en terwijl ik me omdraai om het stembureau binnen te lopen roept hij me na: “kijk maar uit dat je het polood niet inslikt”.


Na een minuut of tien sta ik weer buiten. De man staat er nog en maakt aanstalten om met zijn honden weg te gaan. “En?”, vraagt hij toch een beetje nieuwgierig, “hebbie op de PVV gestemd”. “Nee”, antwoord ik, de PVV doet niet mee in deze gemeente en als ze hadden meegedaan, dan had ik niet op ze gestemd. “Nah zeg!”, roept hij wat teleurgesteld, “die Wilders is de enige goeie die der is. Die zegt wat de gewone man denkt! Weet je, al het werk wat ze mij niet hebbe wille geve gaven ze aan buitenlanders. Die neme gewoon schijtloontjes aan en halen dan hun hele familie naar Nederland. Allemaal mense die gewend zijn niks te hebbe, dus elke euro die er binnekomt, is meer dan dat ze daar hadde. “Ik vind u wel een beetje discrimineren”zeg ik maar hij hoort me niet omdat hij wegloopt. Nadat hij zo’n tien meter heeft gelopen draait hij zich om en roept “vuile hoofddoekenlover”, om zich om te draaien en langzaam weg te lopen de straat uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten