copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







maandag 15 maart 2010

Derek de psychiater

Ooit had hij "ons van de kroeg" uitgenodigd eens op zijn werk te komen kijken. Er zou een open dag zijn. Een goeie gelegenheid daarvoor. Derek. Ikzelf ken hem niet zo goed. Alleen van hier en daar wat losse gesprekken in het café waar we samen komen. Hij hangt daar de wijze uil uit of speelt een heer van stand. Hij is psychiater in een TBS kliniek. Een baan waarop je trots kunt zijn, althans, dat denk ik dan altijd maar. Hijzelf is er niet zo trots op. Hij pronkt er wel mee, vooral naar jonge vrouwen, maar als we dan inhoudelijk praten over het fenomeen TBS, dat is hij wat cynisch. Hij heeft het liever over vrouwen. Hij werpt zich daarbij op als een soort hulpverlener maar al snel blijkt dan dat hij ze allemaal het bed in wil krijgen. Hij doet dat erg handig. Hij schept op over zijn kennis, kunde en baan en bied dan een gesprek aan, waar zijn slachtoffer dan zelf voor moet kiezen. De lievelingsproblemen waar hij goed bij kan helpen, gaan uiteraard over sex en alle andere lichamelijkheden. Met de mannen praat hij daar altijd over, maar bij die gesprekken klikt het zelden. Hij heeft het dan over dingen die andere mannen niet zo aantrekkelijk vinden. Soms over vastbinden, dan over opsluiten en ik heb vernomen dat hij het ook wel eens heeft over plassen en poepen. Het is een rare man die Derek. Het gekke is dat de ene helft van de kroegbezoekers hem mag, of ontzag voor hem heeft, terwijl de andere helft hem helemaal niet zien zitten. Bij die andere helft behoren dan ook de vrouwen die hij gehad heeft. Wonderlijk is dat zij nooit vertellen over hun ervaringen met hem. Zij waarschuwen wel voor hem, maar treden jammer genoeg niet in details. Misschien, zo denken de kroeggangers, is hun ervaring met Derek wel te beschamend om over te vertellen.
Maar goed, hij staat ons op te wachten bij de hoofdingang. Hij is strak gekleed in een donkerblauw colbert en een licht beige, strak zittende broek. Daaronder pronken glimmende bruine schoenen. “Hallo”, roept hij hartelijk en hij maakt daarbij gebaren alsof hij ons allemaal naar binnen wil schuiven. “Leuk dat jullie er zijn, en met zoveel”, vervolgt hij. “Ik zal wel even voorgaan”zegt hij schalks, ons allen een knipoog gevend. En terwijl hij een plastic kaartje in de lucht houdt roept hij: “ik ben tenslotte de sleutelhouder. Hij zwiert gracieus het gebouw in en troont ons naar de personeelskantine van de kliniek. Daar staan en zitten groepjes mensen druk te praten. Er staat mannen en vrouwen in witte jassen bij. De weg naar die kantine is een beetje beklemmend. Er moeten veel deuren van het slot en we lopen langs een dikke glazen wand, waarachter patiënten opgesloten zouden zitten. We zien daar geen patiënten. We drinken vrolijk onze koffie en Derek vraag wat we het eerste willen zien. “Waar de psychopaten worden opgesloten”, roept een van ons. Derek lacht. Hij heeft een verhandeling over psychopathologie of zoiets. Daaruit blijkt dat we allemaal een beetje psychopaat zijn en Derek kan het natuurlijk weten. “Ja” , zegt hij triomfantelijk, “zelfs ik ben een beetje psychopaat”. Mij valt het op dat vier kroegvrouwen als het ware aan zijn lippen hangen, letterlijk. Ze kijken hem met grote ogen aan en vallen bij zijn verhaal van de ene verwondering in de ander. De koffie is op. We gaan weer lopen door hel verlichte gangen en ruime binnenzalen. Hier en daar vertelt Derek waar we zijn en wat de mensen van de TBS kliniek daar doen. Elke keer heeft ie een brede grijns op zijn gezicht. Sommige mensen ergeren zich daaraan, omdat ze vinden dat je om TBS-situaties niet kunt lachen. Derek wuift die kritiek weg. “TBS-sers zijn gewoon mensen hoor”, zegt hij dan. “Hun dagelijkse bezigheid is mij voor de gek houden, of een van mijn collega’s. Ze hebben veel manieren om niet te laten zien we ze zijn. Dat is logisch want ze zijn allemaal ernstig gestoord. “Zijn hier dan helemaal geen normale mensen” vraagt iemand, “ik bedoel, mensen die niet zulke enge dingen gedaan hebben”. Derek lacht en geeft aan dat er best wel normale mensen tussenzitten. Zij die financiële misdrijven plegen zijn misschien wel gestoord, maar die misdrijven zijn voor een “normaal mens” best wel begrijpbaar. “wij zij allemaal toch niet vies van geld” zegt hij.

We gaan de zoveelste dikke deur door en komen in een lange gang met aan weerzijden zwaar metalen deuren. In elke deur zit een kijkgat die aan de buitenkant open kan. Daaronder zit een vierkante klep, die, zo lijkt het, als een soort doorgeefluik kan fungeren. We lopen naar de achterste deur. Daar stopt Derek. Hij legt uit dat dit een cel is waar mensen die niet meer tegen zichzelf kunnen, voor een tijdje worden geïsoleerd. “Erin en klatsboem dicht de deur” zegt Derek een beetje theatraal. Hij morrelt wat aan de knopjes die naast de deur zitten en kan dan met behulp van zijn pas de deur openen. We komen in een soort groen bekleed kamertje. De grond heeft zachte vloerbedekking en de muren zijn groen bekleed. Er is geen bank en geen wc, wordt opgemerkt in de groep. “Neen” zegt Derek, “mensen komen hier tot rust en een bank of wc zou ze uitnodigen om zichzelf iets aan te doen”. Derek laat ons aan de muren voelen. Hij pakt de hand van de voorste vrouw en wrijft die zacht over de muur heen. “Zacht he” zegt hij met een zeer gedempte stem en het valt mij op dat zijn ogen glimmen. Dan gaat hij in de rechter achterhoek zitten en slaat zijn armen om zijn benen. “Kijk, zo zitten ze dan rustig te worden” en hij nestelt zich lekker in het hoekje. En dan maar wachten op wat er gaat gebeuren. Wanneer gaat die deur open. En die gaat pas open als je heel erg rustig bent geworden, afhankelijk van de tijd die voor je is bedacht”. De stem van Derek is veranderd. Hij spreekt zacht, een beetje glijdend. Hij formuleert de woorden die uit uitspreekt met grote aandacht en het lijkt zelfs alsof hij een beetje zingt. “Kloppen op die deur, of bonken, helpt niet. Wij komen niet. Niemand die je ook echt kan horen. Hij staat op uit het hoekje en laat ons naar buiten gaan. “Ik zal eens gaan bonken”, zegt hij als we allemaal weer voor de deur staan en dan sluit hij de deur. En inderdaad. We horen slechts een zacht gestommel achter de deur. “Als Derek begint te schreeuwen tussen het bonken door, moeten we erg goed luisteren om het te kunnen verstaan. “Help, laat me eruit.. ik wil eruit”, schreeuwt hij en hij roffelt en schopt tegen de deur.

Dan zwaait de deur open. “Je hoort niks he” zegt hij triomfantelijk. “Dit is behoorlijk geïsoleerd. Een patiënt kan zich heel erg afgezonderd en verloren voelen en spannend wachten tot iemand de deur weer opent. “Daar is toch niets spannend aan”, zegt iemand naast me. Derek vind echter van wel. Hij loopt wat naar achter en maakt een wijds gebaar door de cel heen. “Hier is alles spannend voor patiënten” zegt hij met een diepe zucht. En terwijl hij zijn armen omhoog heft, zie ik dat hij een flinke erectie heeft en ik begrijp ineens zijn verhalen over vastbinden en opsluiten. Je zou toch maar overgeleverd zijn aan zo’n kerel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten