copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







zaterdag 24 april 2010

Ring, ring, Ring, ring...

Ring Ring, Ring Ring


Al een tijd lig ik op bed. Starend naar het plafond, waar een vierkante golf licht vanuit de huiskamer mijn slaapkamer binnenvalt, heb ik het bekende geschreeuw en gevloek aangehoord. Het begon met de roep om mijn zuster van vijftien jaar vanuit de slaapkamer van pappa. Hennie .. Hennie !!!!! godverdomme Hennie!!!!!!!!!. Ik hoor dat mamma de huiskamerdeur opendoet en naar de slaapkamer gaat waar hij ligt. Dan volgt er een verschrikkelijke woordenwisseling welke gepaard gaat met vloeken, tieren en schelden. Dan vallen er klappen, zoals gewoonlijk. Mijn moeder hoor ik smekend zeggen “nee jong, niet doen jong”.. en dan hoor ik Hennie, die haar slaapkamer uitkomt en blijkbaar bij pappa naar binnengaat. Mamma huilt en roept nog wat dingen die vooral haar machteloosheid weergeven. Dan sluit de slaapkamerdeur en hoor ik mamma naar de huiskamer gaan. Het is weer stil.

Niet lang daarna, ik weet niet hoe lang, hoor ik zware stappen in het portiek. Meerdere zware voeten lopen het kleine trapje op dat naar boven leid. Dan gaat de bel. Doordringend. Twee, drie, vierkeer wordt de bel met kracht ingedrukt. Er wordt ook gebonkt op de deur. Ik hoor dat mamma naar de voordeur loopt om hem te openen. De deur is open. Een zware stem zegt keihard: “waar is uw man”en blijkbaar, zo te horen, wordt niet gewacht op antwoord, maar komen de zware voetstappen binnen. “Hij slaapt” hoor ik mamma zeggen. Dan hoor ik dat de slaapkamerdeur van pappa wordt open gemaakt. Ik hoor een zware bonk en direct daarna geluiden vermengd met geschreeuw. “Doe open” wordt geschreeuwd. Ik ben bang. Wat gebeurd er. Wie zijn die mensen die nu in ons huis zijn. Ik klim mijn bed uit, ga naar mijn slaapkamerdeur en open die voorzichtig. In de hal staat een agent. De deur van pappa’s slaapkamer is open. Mamma staat rechts van die deur te huilen. Dan zie ik Hennie pappa’s slaapkamer uitrennen, in de armen van mamma. Mamma ziet mij en stuurt me mijn slaapkamer in. Zelf sluit ze de deur. Ik ga op bed liggen en hoor allerlei geschuifel en geworstel. Dan hoor ik iemand zeggen: “u gaat met ons mee meneer”. “Kan ik me eerst aankleden godverdomme” zegt pappa. “Natuurlijk”, wordt geantwoord, “maar wij blijven daarbij aanwezig”. “Jong, Jong”roept mamma. Haar stem klinkt vertwijfeld. Dan is het even stil. Er komen mannen uit de slaapkamer van pappa gelopen. Ik stel me voor dat het wel vijf agenten zijn. “waarom komen ze hem halen”, vraag ik me af, “wat gebeurd er”. Mijn hart klopt in mijn keel. Dan verplaatst het geluid zich naar de huiskamer. De deur van de huiskamer wordt dichtgedaan. Er wordt heftig, maar zacht gediscussieerd. Dan is het blijkbaar afgelopen. De huiskamerdeur wordt geopend en er lopen mensen naar de voordeur. Ook de voordeur wordt geopend en dichtgedaan. Dan volgt er enig gestommel in het portiek. Opnieuw is het stil. In die stilte hoor ik mamma huilen.

Ik heb geen flauw benul van wat er is gebeurd. Blijkbaar is pappa met de politie mee, Maar waarom, dat weet ik niet. Opnieuw klim ik mijn bed uit. Mijn broer die bij mij op de kamer slaapt, doet dat ook. Voorzichtig loop ik naar de huiskamer. Daar is mamma. Ze ziet er verschrikkelijk uit. Rommelige haren en vreselijke huilogen. Hennie is er ook. We staan daar angstig bij elkaar. Mamma huilt nog steeds. Gesproken wordt er niet. “Waar is pappa” vraag ik. Mamma kijkt me aan. Ze blijft even stil en zegt dan: “We zullen aan iedereen maar zeggen dat hij naar het ziekenhuis is”. Ik huil, Hennie huilt en mamma snikt. Sven, mijn broer, staat er bedremmeld en verrast bij. “Wanneer komt pappa terug?”, vraag ik aarzelend. “dat weten we niet”antwoord mamma. “Ga nu maar slapen, morgen kijken we wel verder”. Ik ga weer naar bed. Of Sven meegaat weet ik niet meer. Ik staar weer naar het gele vierkant licht op het plafond. Dan vallen een aantal dingen als een puzzelstuk in elkaar. “Pappa is door de politie opgepakt, maar waarom?. Wat deed Hennie in zijn slaapkamer. Zou hij in de gevangenis zitten? “



De volgende dag ontbijten we zoals gewoonlijk. Ik krijg warme chocolademelk met wat tarwebiskwietjes, die ik in de chocolade sop. Dan is het moment gekomen om naar school te gaan. “Pappa komt niet gauw terug”, zegt mamma dan. “Als ze je vragen waar hij is, dan moet je zeggen dat hij plotseling in het ziekenhuis is opgenomen”, zegt ze nogmaals. Ik vertrek naar school.

Buiten vraag ik me af waarom pappa door de politie is opgepakt. Ik begrijp er niks van. “Wat zullen de mensen zeggen en wat moet ik daarop antwoorden. Zouden ze het op school al weten. Zou de meester het weten”. Allemaal gedachten die door mijn hoofd gaan. Ik ben bang, heel bang. Bij school gekomen wacht ik op de bel, alvorens de speelplaats op te lopen. Ik voeg me in de rij van jongens van de 5e klas. Schichtig kijk ik om me heen. Niemand die me lang aankijkt. “Ze weten het nog niet” denk ik met een bevrijdende gedachte. In de klas gekomen ga ik zitten. Ook de meester doet normaal en schenkt geen extra aandacht aan mij. Die ochtend hou ik me heel stil.

Dan is het twaalf uur. We mogen naar huis. Mijn hart bonkt en ik probeer zo onzichtbaar mogelijk naar buiten te komen. Dat lukt. De weg naar huis loop ik alleen. Hoe dichter ik bij de staat kom waar ik woon, hoe harder mijn hart gaat kloppen. Dan ben ik in de straat. Ik kijk strak voor me en denk dat ik zo niet opval, maar in mijn rug voel ik heel veel ogen die vanachter de gordijnen op me zijn gericht. Ik bereik de brandgang die naar de achterkant van ons huis loopt en ik besluit die weg te nemen. Dat scheelt me een aantal voorramen waarachter mensen staan die naar me kijken. Ik duik de brandgang in. Na toen meter struikel ik bijna over Bullie, het hondje dat daar altijd buiten ligt. Hij is van de mensen in het huis naast de brandgang. Bullie is lief. Ik buk me om hem te aaien. En dan hoor ik een snerpende stem. “Wat is er met je vader gebeurd?”.Ik kijk op en zie de eigenares van het hondje. De angst slaat om mijn hart en even kan ik geen woord uitbrengen. Ik slik twee of drie keer en geef dan antwoord. “Mijn vader ligt in het ziekenhuis mevrouw” zeg ik en ik hoor de trilling in mijn stem. “Hmm”, zegt de mevouw en ik snel verder. “Ze geloofd me niet” schiet er door mijn hoofd als ik naar de achterdeur ren en mijn huis binnenga. Daar is de sfeer nog steeds bedrukt. Mamma zit met mijn twee kleinste zusjes op de bank. Weer is er stilte.

De volgende dagen


De volgende dagen zijn een hel. Thuis is de sfeer bedrukt en er wordt nauwelijks aandacht aan mij besteed. Het verdriet over datgene wat is gebeurd, overheerst. Mamma probeert zo goed en kwaad als het kan, het leven gewoon door te laten gaan. Ikzelf moet de confrontatie aangaan met alle mensen uit de straat. Dat ze weten dat pappa opgepakt is, is duidelijk. Mieke, een kind van de overkant, heeft al tegen me gezegd: “ik weet lekker wat er met jouw vader is gebeurd. Hij zit in de gevangenis. Hij heeft zijn kop bij de kont van Marie gedaan”. Enkele van mijn vriendjes hebben laten weten dat ze niet meer met mij mogen spelen. Ik kan er niets anders tegenover zetten dan net doen alsof er niets is gebeurd en daarbij stug volhouden dat mijn vader in het ziekenhuis ligt. Zo is er een dimensie aan de angst die vanaf mijn geboorte bij mij is ingebouwd toegevoegd. Dubbele schaamte voor je vader. Niet meer omdat hij je altijd angst heeft ingeboezemd, maar nu, omdat ik mezelf schuldig voelde. Ik was slecht, hoorde er niet bij. Ik was uitschot en behoorde tot een smerig gezin.

Met de mededeling van Mieke was mij duidelijk geworden dat het om seks ging. Ook om seks met mijn zusje. Dat had ik daarvoor nooit gedacht. Zelfs niet toen ik, ik weet niet hoe oud ik was, voor straf op pappa’s kamer moest slapen, terwijl hij met mijn zus in bed had gelegen. Ik had het bed horen piepen en hem horen hijgen en hij had fluisterend gezegd: “kutje”. .. Ik had mijn ogen stijf dichtgeknepen en deed net of ik sliep tot hij me aanstootte en wakker maakte om me zijn kamer weer uit te sturen.

Hoe ik met die nieuwe gewaarwording om moest gaan wist ik niet. Het beste was dan ook om er maar over te zwijgen. Ik had al moeite genoeg om mezelf te handhaven. Langzamerhand lukte dat aardig. Ik kon goed doen alsof er niets aan de hand was en gingen ze toch door, dan sloeg ik erop. Omdat ik beter kon vechten dan mijn vriendjes keken ze wel uit om mij ermee te pesten. Alleen heel soms.

Thuis werd er niet gesproken over de gevangenis. Het leven verliep zoals het verliep. Wel was er een dreiging minder. Pappa was er niet en daardoor werd het leven in huis vrijer. Mijn moeder sloeg zich er doorheen. Hier en daar accepteerde ze hulp en we leefden van de steun. Dat leverde soms beschamende situaties op. De meeste hekel had ik aan het lopen in tweedehands kleren en als we dan met bonnen naar Peek en Kloppenburg konden gaan, om er goedkope kleren te kopen, ging ik door de grond. Mamma kreeg ook kleren. Daar zat een oude vieze lange gespikkelde winterjas bij. Als ze die aanhad, wilde ik niet naast haar lopen. Het ondergaan van armoede woog op tegen de vrije sfeer die in huis heerste. Soms echter werd je er onaangenaam mee geconfronteerd. Dan voelde je weer dat jij anders was. Zo had ik op mijn eerste heilige communie een windjack aan en een goedkope zwarte spijkerbroek. Ik vind het prachtige kleren, maar toen ik op school kwam waar we ons moesten verzamelen, werd ik door iedereen uitgelachen. Alle jongens hadden hun eerste pak aan. Ik ging door de grond. Gelukkig kwam Wim Bodes aan met een lang colbert met daaronder een korte broek. Deze outfit was blijbaar nog gekker dan de mijne. Wim trok alle hoon aan. Ik was weer gered.

3 opmerkingen:

  1. Jeetje wat een verhalen, dit is erg als je dit moet meemaken.
    Maar wel heel erg goed en flink dat het nu op papier staat, want als je het opschrijft geeft het meer rust.
    Maar vergeten doe je zulke dingen nooit.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat er zo een mens uitkomt...hoe ouders pijn kunnen doen...Onbegrijpelijk...Armoede en mishandeling zijn niet goed in een mensenleven. De mens die het je laat worden..Het is dan een kunst zelf zo niet te zijn en nog liefde uit te dragen.Voor anderen klaar te staan. Konden we het kind in ons maar nog eens koesteren, het even vasthouden zoals het hoort..heel veel liefs...Amanda

    BeantwoordenVerwijderen