copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







donderdag 1 april 2010

Piep...piep

Ik sta voor zijn bed. Aan mijn linkerhand mijn ene- en aan mijn rechterhand de andere zoon. Ze zijn 3 en 5 jaar. Hij ligt in het bed voor ons. De ziekenhuiskamer is donker. De gordijnen zijn dicht. Om hem heen mijn zussen. Mijn broer is er niet, hij is gebeld, maar moet van ver komen. Aan zijn bed mamma, die huilend zijn hand vasthoud. We zijn bijelkaar geroepen op die kamer, omdat dit het laatste moment van pappa zal zijn. Een tergend gepiep begeleid een diagram op een monitor die boven zijn bed hangt. Die monitor geeft de hartslag weer. Piep…. Piep… Piep…Piep… een regelmatige hartslag. Hij is buiten westen. In zijn mond een grote trechter van het beademingsapparaat die af en toe licht beslaat, waarschijnlijk omdat er iets uitgeademd wordt. Ik houd de handjes van mijn kinderen stevig vast en ik kijk.
Ik zie een kleine man liggen. Een zielig hoopje mens die weerloos en zonder zich bewust te zijn van zijn omgeving, zijn einde afwacht. Piep…piep…..piep. het is doodstil…
Dan valt het me op dat hij zo klein is. Zo verschrikkelijk klein. Zo weerloos klein. Ik verwonder me over de ruimte die in het bed over is waarin dat kleine mannetje licht. Ik zie een straal zonlicht dat zich nog door de gordijnen weet te wringen uiteen spatten op zijn voeteneind en vraag me af waarom ik voor deze man mijn hele leven bang, doodsbang ben geweest. Vlagen van herinneringen dringen zich aan mij op. Zijn onbesuisde drankzucht en zijn verschrikkelijke woede-uitvallen. Zijn bedreigingen als je niet deed wat hij zei, zijn enorme overheersing, nee, gijzeling van ons gezin. Ik besef me dat zijn leven voor mij in twee delen is te splitsen. Het deel van mij als kind tot zo’n 13 jaar en daarna. In het eerste deel ben ik beheerst door die angst. In het tweede deel was ik in staat me eraan te onttrekken en te doen alsof het nooit was gebeurd. Dat maakte me in staat om mijn leven te leiden zonder hem, althans, het leek zo. Zo hij in het eerste deel van mijn leven mijn gemoedsrust bepaalde door al zijn dreigementen, uitvallen en daadwerkelijke mishandelingen, zo heb ik me in het tweede deel laten leiden door mijn gevoel, dat ik net kon doen alsof er nooit was wat gebeurd. De overeenkomst tussen beide delen is de schaamte. Ik besefte dat ik me mijn leven lang voor hem had geschaamd. Vroeger, door zijn drankzucht, zijn geschreeuw en zijn mishandeling en misbruik. Het had als een donkere wolk boven mijn leven gestaan. Thuis ingetogen angstig zorgen dat je niet werd opgemerkt, buiten de schaamte. In die schaamte was het feit dat hij wegens misbruik wer opgepakt het grootst. Toen wist de buitenwereld alles en ze vroegen ernaar. Daarna, in een andere stad, bleef hij me ondanks mijn “net doen alsof hij er niet is tactiek” , volgen. Hij bemoeide zich met mijn werk, belde de vrouwen op mijn werk met dubbelzinnige praatjes, waarbij hij mij gebruikte als binnenkomer en last but not least legde hij contact met de moeder van mijn vriendin van toen. Uiteraard bestond dat contact uit sexuele voorstellen. Het was dat contact dat mijn lrelatie met die vriendin beĆ«indigde, al wist ik dat toen niet.
Zijn smerige daden ten opzichte van mijn zussen kwamen niet tot een eid in zijn “nieuwe leven” na de gevangenis. Ze werden erger. Ik heb toen, waarschijnlijk door mijn nieuwe levensstijl, niets gemerkt. Die pijn kwam pas later…
Dan wordt mijn aandacht getrokken door enig rumoer in de kamer. De piep van de monitor gaat langzamer en langzamer. Het einde is dichtbij. Mamma huilt nog steeds en aait hem over zijn arm en over zijn gezicht. Ik zie hem kleiner en kleiner worden. Dan voel ik de warme handjes van mijn zoons in mijn handen. Ik voel me verschrikkelijk rijk en gelukkig. Hij zal toch ook gehouden hebben van zijn kidneren, maar ik, ik ben in staat om het te voelen en te vieren. Dat heeft hij nooit gehad. Ik voel een enorm medelijden in me opkomen voor het kleine mannetje dat voor ons in bed ligt. Zijn leven is nooit iets geweest. Liefde heeft hij niet gekend en elke vonk aan liefde die er was, heeft hij door zichzelf teniet gedaan. Hij was niet in staat die vonk vast te houden en uit te bouwen naar daadwerkelijke liefde. Een gevoel van geluk en blijdschap maakt zich van mij meester, terwijl de monitor nog langzamer is gaan piepen.. piep…………………………………piep……………………...piep……..

Dan is er opeens beweging. Zijn arm beweegt, of trekt samen. De hartslag verhoogd tot een zeer snel piepen.. “Jong” , roept mamma en ze pakt zijn hand met twee handen vast. Dan verandert de snelle piep in een monotone doorgaande piep, hij is dood.
Om me heen wordt gehuild en gesnikt. Mamma is in tranen en ik, ik verwonder me daarover. Ik voel nl. helemaal niets en kijk rond in de kamer en denk, “je zult hier wel zweven. Pappa, zie je mij en mijn kinderen. Dat heb jij nooit gehad en ik heb medelijden met je”… We lopen naar buiten. Iedereen huilt, althans, dat denk ik en mamma weet waarom ik niet huil.. “Bij hem komt het wel later” zegt ze..

Geen opmerkingen:

Een reactie posten