copyright Gerrit Kram (publicatie alleen met toestemming: gerritkram@hotmail.com)







zaterdag 5 februari 2011

Niets bijzonders

Eigenlijk was het niets bijzonders. Okay, ik voelde een hevige pijn in mijn borst, maar  die pijn was slechts van korte duur. Dan draaide mijn blikveld om me heen. In een moment zag ik de wereld om me heen. Daarna voelde ik dat ik mijn ogen sloot. Heel even, misschien twee tellen,  heerste er een diepe stilte. Toen opende ik mijn ogen, althans, ik besefte dat ik kon zien. Ik zag mezelf liggen op straat. Verkrampt en gekronkeld lag ik, op mijn rug op straat. Mijn ogen flets, en schuin starend omhoog gericht. Rondom de plek waar ik lag stonden mensen en meer en meer mensen kwamen aangesneld. Het bevreemde me dat dit beeld me niet verraste en me ook niet angstig of ongerust maakte. Zelfs het geroep van de mensen  en hun emotionele stemming, raakte me niet. Met een overweldigend gevoel van onverschilligheid, sloeg ik het tafereel gade. Hoe lang ik heb gestaard weet ik niet, maar opnieuw werd ik verrast door een opkomend gevoel. Dit keer van een overweldigende zaligheid in mij.  Ik trachtte dat gevoel te plaatsen of misschien wel te beredeneren, maar dat lukte me niet. Toen gaf ik me eraan over en het leek of ik een werd met alles om mij heen, of liever gezegd, dat alles om mij heen een werd met mij. Ik was geen ik meer, alhoewel, ik was opeens alles. Vanuit het niets drongen beelden zich in mij op. Beelden van mezelf. Eerst beelden van voor mijn geboorte. Daarna beelden van mijn jeugd, mijn jonge volwassenheid en mijn leven flitsten aan mij voorbij. Mijn leven dacht ik, terwijl ik ontdekte dat ik alles wat er met mij en aan mij was gebeurd, in een tel herkende en herbeleefde.
Er groeide bij mij een besef dat ik alles wist en alles zag. Ik zag mijn levenslange worsteling. Hoe vaak en hoe veel had ik ernaar gestreefd een ander te zijn dan die ik was. Ik zag mijn pijn, waarachter ik me altijd had verscholen. De pijn die steeds weer omarmde en tot mijn vertrekpunt maakte. De pijn die zich in mijn hersenen nestelde, en deels mijn identiteit werd. Ik had me zo vaak op haar beroepen, als excuus gebruikt. Vaak naar anderen, maar eigenlijk altijd naar mezelf. Ik wist dat ik mijn pijn tot een levensnoodzaak had gemaakt. Maar nu, al zwevend, kwam zij zo nietig over. Zo klein en zo beperkend. En ineens besefte ik alle kansen die ik had gemist om over mijn pijn heen te kijken. Haar grenzen te doorbreken en mezelf te ontwikkelen. Waarom was ik zo angstig, zo bang? Waarom was mijn angst zo groot, of liever gezegd, maakte ik die zo belangrijk voor mij. En waarvoor was ik dan bang?

Die angst bepaalde mijn gevoel van zekerheid, of beter gezegd onzekerheid. Onzekerheid die ik zelf tot zekerheid had gemaakt. Die onzekere zekerheid die ik heel mijn leven had willen behouden. Ik had me eraan vastgeklampt, niet wetend dat het me zou verstikken. Ik had me geconcentreerd op wat ik niet was, of niet kon, in plaats van te kiezen voor mijn mogelijkheden. Ik had het gebruikt als excuus voor mezelf en voor anderen. Ik had me laten aanleunen dat ik anders was, uit de toon viel, ja zelfs abnormaal. En dat allemaal voor niets.

Ik zweefde nu in een soort eeuwigheid, waarvan ik wist dat die mij had voortgebracht. Ik wist ook dat die eeuwigheid bij mij hoorde, ja dat ikzelf de eeuwigheid was. Ik voelde me een worden met een vorm van bewustzijn, waar ik altijd van had gedroomd. Met grote zekerheid wist ik, dat ik dat gevoel kende en terwijl ik in mijn gedachten zocht naar aanknopingspunten voelde ik in me een groot gevoel van warmte en overgave opkomen. Mijn gedachten werden overgenomen en ik zag beelden van alle mensen die ik lief heb. Mijn kinderen, mijn vrouw, mijn broers en zusters, mijn ouders, mijn vrienden en veel meer mensen. Het was alsof ze poseerden op de mooiste foto’s die ik van de wereld had gemaakt. En toen besefte ik dat ik alles wat ik wilde, alles wat ik zocht en alles wat ik wilde zijn, altijd voor het grijpen had gehad. In me, en om me heen. Toen overviel mij de overtuiging dat ik alles wat ik had willen vinden en leren, al wist, en dat ik te vaak vergeten was de plaats in te nemen die voor mij was gereserveerd, bij mijn geboorte.. Ineens begonnen de beelden te vervagen. Heel langzaam verwaasden ze, alsof ze wegvlogen en zich hoog in de lucht samensmolten met de wolken.

Plotseling deed iets in mij me meseffen dat ik afscheid moest nemen van alles dat was. De beelden van mezelf vergroeiden met een sterk opkomend licht tot ik niet meer was ….

Geen opmerkingen:

Een reactie posten